Kachel

Een kachel is bestemd voor de verwarming van een woning of leefruimte. De warmte wordt door middel van verbranding van brandstof, zoals brandhout, aardgas, pellets, kolen, turf, petroleum, olie (mazout), briketten of bio-massa opgewekt of de kachel wordt aangesloten op elektriciteit. Een kachel is over het algemeen gebouwd voor de verbranding van één soort brandstof. Zo zijn er de volgende soorten kachels. De gaskachel, houtkachel, pelletkachel, turfkachel, kolenkachel, oliekachel (mazout) en petroleumkachel. Er zijn een aantal multifuel kachels die bijvoorbeeld zowel op hout als op kolen gestookt kunnen worden. De term allesbrander wordt eigenlijk niet meer gebruikt. Daarnaast kan men onderscheid maken tussen convectiekachels en kachels met stralingswarmte, afhankelijk van hoe de warmte voornamelijk wordt afgegeven. Bij convectiekachels gebeurt dit voornamelijk via verwarming van de lucht, waarbij eventueel zelfs met een ventilator de opgewarmde lucht uit de kachel wordt geblazen. Een convectiekachel is meestal gemaakt van plaatstaal. Bij stralingswarmtekachels wordt de warmte eerst opgeslagen in een massa steen, speksteen of gietijzer en vervolgens langzaam uitgestraald. Afhankelijk van de gebruikte materialen gaat het daarbij om onder andere gietijzeren kachels, tegelkachels, speksteenkachels en leemkachels. Niet alle tegelkachels of speksteenkachels zijn warmte-accumulerende houtkachels die voornamelijk stralingswarmte produceren. Deze namen worden namelijk ook gebruikt voor gewone convectiekachels die aan de buitenzijde met tegels of speksteen bekleed zijn. Hierbij is de accumulatie van warmte uiteraard minder omdat er sprake is van minder massa. Bekende kacheltypes van vroeger waren de potkachel (zie foto), de kolomkachel, de salamanderkachel, de kolenhaard, de gevelkachel en de plattebuiskachel. Rond 1950 werden de meeste kolenkachels door oliekachels vervangen. Eind jaren '60 werd overgeschakeld op aardgas, eerst in de vorm van lokale verwarming en later als centrale verwarming. Een kachel is, in tegenstelling tot een open haard, gesloten (op openingen aan de onderzijde voor de toevoer van zuurstof na), maar heeft een stookopening of deur voor de toevoer van brandstof en het verwijderen van de asresten. Daarnaast zijn er schuifjes of knoppen om de zuurstoftoevoer te regelen. De binnenkant van een kachel is bekleed met gietijzeren lamellen, vuurvaste steen of vermiculiet, om de gietijzeren of stalen buitenkant tegen de hitte te beschermen en om verlies van warmte via de schoorsteen zo klein mogelijk te houden. Een kachel is niet ingebouwd; een haard wel. Haarden en kachels vervullen op zich dezelfde functie. De voorloper van de kachel was de open haard. Deze bestond uit een stookrooster of vuurkorf, een haardplaat en een aslade, alsmede een schoorsteenmantel met rookkanaal. De eerste echte kachels, dat wil zeggen gesloten stookinrichtingen, dateren reeds uit de 17e eeuw. Het waren gietijzeren toestellen op pootjes met een kachelpijp en werden benut voor de verwarming van vertrekken als kassen en oranjerieën. Hoewel ze ook soms in de woonhuizen van welgestelden toegepast werden, bleef het gebruik van deze uit Duitsland geïmporteerde toestellen sporadisch. Vroeger werden kachels ook nog vaak verplaatst van de ene naar de andere ruimte. Pas in het begin van de 19e eeuw wordt de kachel populairder. De brandstof was hout of turf, hoewel in havensteden ook wel steenkool werd toegepast. Tal van technologische verbeteringen vonden sindsdien plaats, waarbij vooral het rendement verbeterd werd en de uitstoot van schadelijke stoffen beperkt werd. De opkomst van de gasfabrieken, vooral in de 2e helft van de 19e eeuw, leverde cokes als bijproduct op, dat eveneens kon worden verstookt. Pas op het eind van de 19e eeuw verscheen antraciet (kooltjes) afkomstig uit het buitenland op de markt. De ontwikkeling van de Nederlandse steenkoolmijnen vanaf 1907 bracht ook de beschikbaarheid van Nederlands antraciet met zich mee. Armere mensen waren nog steeds aangewezen op turf, houtspaanders en dergelijke. De minderwaardige brandstof, in combinatie met inferieure kachels, leidde tot een slechte luchtkwaliteit. Steenkool werd, ook door armere mensen, overigens wel op kleine schaal gebruikt in stoven. In 1812 beschikte ongeveer 16% van de mensen over kachels. Na 1845 steeg de penetratiegraad aanzienlijk. Aan het eind van de 19e eeuw had 88% van de mensen een kachel. Het eerste fornuis werd gemeld in 1858 en eind 19e eeuw beschikte 60% van de mensen over een fornuis. De situatie kon sterk verschillen afhankelijk van de mate van verstedelijking en de beschikbaarheid van brandstof zoals hout, turf en cokes. De open haard verdween na 1875 bijna helemaal, behalve bij de plattelandsbevolking waar ze werd ingezet voor het roken van ham en spek. Kolenkachels beheersten ook in de eerste helft van de 20e eeuw het beeld. Gaskachels, toen nog op lichtgas, waren duur vanwege de hoge brandstofkosten. In de grote steden kwam op een gegeven moment stadsgas. Vanaf 1950 kwam de oliekachel op, maar deze werd al spoedig overvleugeld door aardgasgestookte kachels, welke vanaf 1963 in toenemende mate het beeld gingen bepalen, vooral daar waar een aardgasnet voorhanden was. Hoewel centrale verwarmingsystemen al lang bestonden voor speciale toepassingen, werd collectieve verwarming en later individuele centrale verwarming pas op grote schaal toegepast in de jaren '60 respectievelijk de jaren '70 van de 20e eeuw. De open haard werd uiteindelijk een luxeverschijnsel. Het uiterlijk van de kachel of haard werd op een gegeven moment steeds belangrijker omdat de functionaliteit mindervan belang werd omdat vrijwel elk huishouden de beschikking kreeg over centrale verwarming. Sfeer, design en uitstraling werd belangrijker dan de warmte en het rendement van een kachel. Mica ruitjes en later streepjesglas werd vervangen door hittebestendig glas waardoor er veel meer zicht op het vuur kwam. Inmiddels is er weer een verschuiving gaande richting rendement en milieubewustzijn c.q. duurzaamheid. Het ontwerp van een kachel en het sfeerelement blijft belangrijk, maar dit mag niet langer ten koste gaan van het milieu. Daarom wordt in de 21e eeuw gekozen voor duurzame brandstoffen en kachels met een hoog rendement en een lage uitstoot van fijnstof. Voor advies en meer informatie over de huidige generatie kachels kunt u terecht bij uw haardenspeciaalzaak.

Kachel
Kachel